Categorieën

Service

De Duivel van Vlaardingen

De Duivel van Vlaardingen
Nieuws

De Duivel van Vlaardingen

  • Redactie
  • 31-01-2018
  • Nieuws
De Duivel van Vlaardingen
VLAARDINGEN – In dit voor Vlaardingen historische jaar waarin we de Slag bij Vlaardingen van het jaar 1018 herdenken, brengt Vlaardingen24 iedere dag een verhaal uit het Vlaardingse verleden. We doen dat aan de hand van een oud krantenbericht. Vandaag 31 januari 1906: De Duivel van Vlaardingen. 

Heden stonden terecht J. P. (49 jaar) en N. P. (22 jaar) beiden matroos, wonende te Scheveningen, die zich op de rivier de Maas tusschen Vlaardingen en Maassluis als matrozen op het Nederlandsche zeevisschersvaartuig Admiraal Callenburg, gemerkt VL 98, op 11 October 1905, gedurende de vierde reis zouden hebben schuldig gemaakt aan mishandeling van hun meerdere in rang, den stuurmansmaat E. Van Teylingen. 

De eerste beklaagde zou den man bij zijn keel hebben gegrepen en vervolgens tegen de verschansing geduwd met het doel hem over boord te werpen, terwijl nummer 2 met een mes naar den man zou hebben gestoken en hem een verwonding zou hebben toegebracht over het linkeroog. 

De beklaagden vertelden dat Van Teylingen stuurmansmaat was en ‘de duivel van Vlaardingen’ werd genoemd. Het volk was niet bijzonder op hem gesteld. Op genoemden datum hadden de matrozen in hun logies gezeten. 't Was er nogal luidruchtig toegegaan en de schipper, P.H. de Koning, had ze tweemaal verboden. Desondanks was men doorgegaan met lawaai maken en drinken, wat ruim een uur had geduurd. 

De eerste beklaagde ontkende jenever te hebben gedronken en beweerde dat hij er niet tegen kon. Toen was men onder veel lawaai maar boven gegaan en Van Teylingen was eveneens aan dek gekomen. Hij deelde zijn hut met den schipper. N.P. had Van Teylingen aangegrepen en hem zijn mes voorgehouden. Beklaagde ontkende echter met het mes te hebben gestoken, wijl hij het gemakkelijk had kunnen doen. De beklaagde J. P. ontkende Van Teylingen bij de keel gegrepen en hem naar de verschansing gesleept te hebben, met het doel hem over boord te werpen. 

De schipper, als getuige gehoord, verklaarde gezien te hebben dat de oude P. den stuurmansmaat bij de keel greep en dat de jonge P. hem met een mes een verwonding boven het linkeroog had toegebracht. De matroos L. Lagerwaard bevestigde deze verklaring. Zooals verder bJeek, had de schipper een roeiboot laten uitzetten, waarmee hij aan Van Teylingen de gelegenheid verschafte te ontvluchten. Ook de matroos P. Roest werd gehoord en vertelde gezien te hebben dat de oude P. den stuurmansmaat bij de keel had gegrepen. De beklaagde ontkende en zeide dat Roest het ‘ongodsmogelijk’ kon gezien hebben.

Het O.M., waargenomen door mr. J.Z. Mazel, achtte het misdrijf van aanranding aan boord wettig en overtuigend bewezen. Al zou de rechtbank niet aannemen, dat de stuurmansmaat door beklaagde. P. was verwond, dan toch was bewezen — door zijn eigen verklaring — dat hij hem bedreigd had. Wanneer het feit aan den wal zou gebeurd zijn, zou het reeds ernstig zijn, doch nu het aan boord is gebeurd van een vaartuig, hetwelk zee wilde kiezen, wordt het ernstiger. Muiterij moet in den zin van de wet zwaar gestraft worden, omdat aan boord de schipper alleen meester moet zijn. Het vaartuig is teruggekeerd naar Vlaardingen, waar het een nieuwe bemanning kreeg. Wegens muiterij requireerde Z.E.A. voor beide beklaagden zes maanden gevangenisstraf.