Categorieën

Service

Een Vlaardingse familievete

Een Vlaardingse familievete
Nieuws

Een Vlaardingse familievete

  • Redactie
  • 30-01-2018
  • Nieuws
Een Vlaardingse familievete
VLAARDINGEN - In dit voor Vlaardingen historische jaar waarin we de Slag bij Vlaardingen van het jaar 1018 herdenken, brengt Vlaardingen24 iedere dag een verhaal uit het Vlaardingse verleden. We doen dat aan de hand van een oud krantenbericht. Vandaag 30 januari 1927: een Vlaardingse familievete.

In de familie V.  is het 'altijd en eeuwig' ruzie. Het mag dan ook nauwelijks verwondering wekken dat diverse leden van de familie op egenover elkaar komen te staan in de rechtbank van Rotterdam.

In de familie V. te Vlaardingen is het wat men in den volksmond noemt 'hommeles'. Wat de oorzaken van deze oneenigheid zijn, is wellicht aan de ingewijden bekend maar ter zitting van de rechtbank in Rotterdam waar gisteren een aantal leden van de familie verschenen om de ruzie uit te vechten, traden ze niet aan den dag. 

Er is alleen vast komen te staan dat op den 13en october 's avonds om half acht de jonge I.J. V. in zoete droomen verzonken op de Groote Markt van zijn woonplaats heeft staan wachten op zijn meisje en dat op dat moment 's jongelings oom, de 39-jarige havenarbeider A.F. en diens echtgenoote, van rechtswege 's jongelings tante dus, de 46-jarige N.A. V., langs kwamen en het jonge mensch een verzameling scheldwoorden naar het hoofd wierpen. De liefhebbende oom en tante meenden den jongen niet pijnlijker te kunnen grieven dan door hem te verwijten dat zijn vader een zoo sterk zwak voor parapluies had, dat hij deze wegnam uit de woningen in de Pieter Karel Drossaertstraat. Bovendien meenden ze I.J. V. er van op de hoogte te moeten stellen dat zijn vader het met den huwelijkstrouw niet ernstig nam en een verhouding had gehad met een Vlaardingse schoone, luisterende naar de naam van Jans Hoogendam. Het lag in de lijn van de laatste mededeeling dat men de moeder van den jongen man in den gebruikelijken term ervan beschuldigde al te gemakkelijk in de liefde te zijn. 

Oom en tante beweerden ter zitting dat hun uitdrukkingen niet zoo sterk en wel omlijnd waren geweest. Dat vader V. parapluies wegnam was wel juist, maar hij haalde ze uit spoorwegwagons, daar kon men in de Pieter Karel naar informeeren. En die beschuldiging tegenover juffrouw V. geboren van G., de moeder, daarmee was het juist andersom gegaan. De jongen had zijn tante verweten dat ze een h... was en daarop was als weerslag, waarschijnlijk om het rijm, gevolgd: Je bedoelt je moer! Het laatste dan als samentrekking van een der liefste benamingen die er ter wereld zijn.

En dat ten slotte juffrouw F., geboren V., haar neef nog zou mishandeld hebben door hem te schoppen en in het aangezicht te slaan, dat was heelemaal bezijden. Maar neef I.J. V. en een paar onafhankelijke getuigen, die buiten de familie stonden, hadden de beleedigingen gehoord, althans voor een groot deel, al waren ze niet zoo precies geformuleerd geweest als ze in de dagvaarding staan. En den klap en den schop had men algemeen gezien. 

G.V., de beleedigde vader en broer kwam vertellen dat hij zich wel degelijk in zijn eer voelde aangetast door de beschuldiging. De beleedigde vrouw en moeder was ziek. Haar man had een briefje van den dokter meegebracht. Een zuster van de verdachte juffrouw kwam als getuige à décharge vertellen dat er 'eeuwig en altijd' ruzie in de familie is.

Het O.M., waargenomen door mr. J.G. Holsteyn, vond dat alle beleedigingen bewezen waren en dat ook bewezen was dat klap en schop waren toegebracht. Een straf van f 20,- boete subs. 10 dagen hechtenis voor elk der twee verdachten is een flinke straf, die misschien de familie er toe brengen zal wat minder loslippig te zijn. Mr. H.A.W. van Toen stelde zich voor G.V. civiele partij. De man, die een fatsoenlijke betrekking heeft, kan zich in een kleine plaats als Vlaardingen maar niet steeds laten uitschelden. Hij vroeg van elk der verdachten een schadevergoeding van f 100,- en dat de rechtbank hen zal veroordelen in de kosten.

Mr. A. Adema-Zijlstra meende dat deze reeds erg opgeblazen kikker nu maar niet verder moest worden opgeblazen. Naar pleiter meent, zit de schuld van het gebeurde op den 13en october, toen de linge sale in het openbaar is gewasschen bij G.V. De veete in de familie V. wordt nog verergerd doordat F. en V. naast elkaar wonen. Op dien 13en was er 's morgens al het een en ander gebeurd en de zoon I. had 's avonds toen oom en tante passeerden een uitdagende houding aangenomen. De tante zou beleedigd hebben en mishandeld is niet komen vast te staan. Pleiter, die onder andere de plannen ter sprake bracht van G.V. om op den dag van de uitspraak als de verdachten veroordeeld worden, per radio-luidspreker voor de wijdopen ramen de glorie van de familie G.V. aan Vlaardingen kond te doen, vroeg voor zijn cliënte vrijspraak. 

Daarna kwam neef Isaäc V., het jonge mensch dat op den Groote Markt op zijn meisje had gewacht in de bank der verdachten zitten. Tegen hem had tante eveneens bij den Vlaardingschen commissaris een klacht ingediend. Hij zou haar beleedigd hebben door haar dezelfde minachting voor de goede zeden te verwijten die zij zijn moeder had aangewreven.

Isaäc ontkende maar tante had het duidelijk verstaan. En een der onafhankelijke getuigen van de vorige zaak had met zijn eigen ooren gehoord dat de jongen de beleediging geuit had toen er een kommapunt in den woordenstroom van oom en tante kwam; en hij gelegenheid kreeg ook een opmerking te plaatsen. Oom F. heeft ook de beleediging gehoord. 

De president gaf den raad aan neef Isaäc om oom op zijn feest eens hartelijk te gaan feliciteeren en hem een cadeautje te geven. Over de vrouwen moesten ze bij die gelegenheid dan maar zwijgen. Het O.M. achtte ook voor Isaäc eeen boete van f 20 subs. 10 dagen hechtenis op zijn plaats. Mr. Adema Zijlstra stelde zich civiele partij, zich refereerend aan wat mr. Van Toen had gezegd voor zijn cliënten en dat precies toepasselijk was voor deze zaak. Mr. Zijlstra vroeg f 150,-.

Mr. H.A.W. van Toen, verdediger van I.J. V. bestreed de ontvankelijkheid van den eisch der civiele partij en meende dat zijn cliënt, een jongen van 19 jaar, in elk geval veel minder schuldig was dan de veel oudere oom en tante, van wie men alleen om hun leeftijd al mocht verwachten dat ze wijzer waren.